Als je doet wat je deed, krijg je wat je kreeg, staat op het tegeltje. Bert Nelissen (61), bestuursvoorzitter van scholenkoepel Innovo, grijpt letterlijk naar deze tegeltjeswijsheid aan de wand van zijn kantoor om zijn gemoed te luchten. Ja, hij maakt zich zorgen over de toekomst van zijn Innovo – 10.000 leerlingen, 1200 leraren, 52 scholen in Zuid-Limburg. Het risico dat de zaak vastloopt, is heel reëel, heeft hij tegen zijn raad van toezicht gezegd. Hij weet niet zeker of hij genoeg knoppen heeft om aan te draaien. Is afhankelijk van de medewerking van gemeenten, ouders en andere betrokken partijen. Maar wat hij wel zeker weet, is dat Innovo en het basisonderwijs gevaar lopen, als er niet meer geld voor het primair onderwijs komt en het systeem niet grondig vernieuwd wordt.
We spreken Nelissen naar aanleiding van een artikel in deze krant over de bestuurlijke drukte in Zuid-Limburg en het onvermogen van lokale politici om over de grenzen van de gemeente heen te kijken. Nelissen is het hartgrondig met de conclusie in dat artikel eens dat die bestuurlijke versnippering Zuid-Limburg geen goed doet. Ieder voor zich en god voor ons allen, heeft een streek nog nooit verder gebracht, is zijn overtuiging.
En nee, dat betekent niet dat hij een schaalvergrotingsadept pur sang is. Kleine zaken moeten dichtbij de burger georganiseerd worden. Maar grotere thema’s, zoals wonen, zorg, onderwijs en economie, dat zijn volgens hem bij uitstek zaken die je op regionale schaal moet oppakken. Het zal niet verbazen dat Nelissen om die reden een fervent voorstander is van een fusie tussen veel kleinere gemeenten. Maar tegelijk gaat deze oplossing hem nog niet ver genoeg. Hij opteert voor één gemeente Parkstad Limburg met bijna een kwart miljoen inwoners of nog beter één gemeente Zuid-Limburg.
Volgt een uiteenzetting over waarom die in zijn ogen zo noodzakelijke schaalsprong in Zuid-Limburg maar niet gemaakt wordt. De rol van gemeenteraden daarin. Die hun eigenbelang vooropstellen. Door de kiezer ook afgerekend worden op hun inzet voor dorp en wijk. En dus niet verder kijken dan hun gemeenteneus lang is. Innovo heeft daar last van. Want goed gespreid en goed toegankelijk onderwijs vraagt om een bredere blik tot over de gemeentegrens heen.
dispuut
Zo spijtig, vindt Nelissen, want meer dan ooit is samenwerking geboden. Neem de situatie in het basisonderwijs in Zuid-Limburg. De regio telt nu nog circa 200 basisscholen. Gezien de bevolkingskrimp staat vast dat 10 procent hiervan op termijn moet verdwijnen. We praten dan toch al snel over twintig scholen. Maar het samenvoegen van scholen gaat moeizaam, leidt vaak tot verbitterde debatten en emotionele disputen. Nelissen verwijst naar een dispuut over de samenvoeging van drie scholen in Jabeek, Bingelrade en Doenrade. Alle ouders waren het erover eens dat het openhouden van aparte scholen in elk kerkdorp onmogelijk was. Er bestond ook eensgezindheid over de nieuwe locatie. En toch lukte het niet, omdat de gemeente Onderbanken uiteindelijk weigerde mee te werken. De wethouder van een lokale partij vond dat alle kinderen van Jabeek, Bingelrade en eventueel ook Doenrade naar Merkelbeek naar school kunnen.
zelfredzaamheid
Met een scholenplan in de hand willen Nelissen en zijn collega’s het daarom voortaan in Zuid-Limburg anders doen. In zo’n scholenplan staat wat een acceptabele reisafstand is voor kinderen, maar ook welke voorzieningen een basisschool minimaal moet hebben. Een school in een integraal kindcentrum (met onder meer voor- en naschoolse opvang en peuterspeelwerk) heeft bijvoorbeeld minstens 350 leerlingen nodig, wijzen berekeningen uit. Veel scholen in het Heuvelland zijn daar te klein voor, zegt Nelissen. Dat schoolplan is overigens een richtlijn, geen bijbel, benadrukt hij.
Nelissen bespeurt dat dit per regio anders ingevuld en beleefd wordt. In Noord- en Midden-Limburg speelt de directe nabijheid van een school een minder grote rol dan in Zuid-Limburg. Het is vaak ratio versus emotie Hij vermoedt dat volksaard, cultuur en leefomgeving daarin een rol spelen. Volgt een verhaal over zijn ervaringen als docent op de toenmalige hts in Heerlen. De grote verschillen die hij constateerde tussen studenten uit het zuiden van de provincie en het noorden. Die uit het noorden waren initiatiefrijk, ijverig en hadden hun werk goed georganiseerd, die uit het zuiden waren meer afwachtend en volgzaam. Nelissen legt de schuld daarvoor bij externe oorzaken. De mijnen die iedereen ontzorgden, maar daarmee tegelijk elk eigen initiatief in de kiem smoorden. Houden wat je hebt, niet bewegen, klagen over alles wat je wordt afgenomen, is sindsdien bijna tot een levensinstelling geworden in grote delen van Zuid-Limburg. Zelfredzaamheid is daardoor een minder ontwikkelde eigenschap in de regio. Met dramatisch gevolg. Want juist nu, in deze zo turbulente en onzekere tijd, is zelfredzaamheid een voorwaarde voor succes, wordt van mensen gevraagd dat ze hun lot in eigen hand nemen en niet blijven vasthangen in het verleden.